Al ruim voor onze jaartelling verstonden verschillende beschavingen de kunst van het destilleren. Destilleren is feitelijk niet veel meer dan het aan de kook brengen van een vloeistof en het weer laten condenseren van de ontsnappende damp. Zo kon uit bloemenextracten parfum worden gemaakt en uit zeewater kon drinkbaar water worden verkregen. Als je nu een ‘good dram’ voor je neus hebt staan, kun je je maar moeilijk voorstellen dat hiermee de geschiedenis van whisky begint.
Hoe lang er al whisky wordt gedronken is moeilijk te zeggen. Tot de Middeleeuwen werd kennis en kunde vooral mondeling overgedragen. Volgens de Ieren brachten Franse monniken het geheim van destillatie rond 500 naar Ierland. In 521 stak St. Columba met zijn volgelingen over naar het eiland Iona aan de Schotse Westkust. Hoewel dit schriftelijk niet bewezen is, wordt aangenomen dat zo het geheim van destillatie in Schotland terecht kwam.
In 1170 vond de Engelse invasie van Ierland plaats onder Koning Hendrik II. Zijn soldaten keerden terug met een grote behoefte aan een drank die ‘uisceabeathadh’ heette. Dit betekent zoveel als levenswater. De naam ‘whisky’ zou een verbastering hiervan zijn, omdat de Engelsen het Gealic niet goed konden uitspreken. In het huidige Noord-Ierland, in de distilleerderij van Bushmills wordt verteld, dat er in 1276 al verhalen over deze drank bestonden.

